Vanaf 1 januari 2018 geldt het nieuwe huwelijksvermogensrecht [1]. Daarmee wordt de algehele gemeenschap van goederen vervangen door de beperkte gemeenschap van goederen, artikel 1:94BW.
Vanaf dat moment wordt een huwelijk standaard gesloten onder huwelijkse voorwaarden en moet je naar de notaris wanneer je juist een gemeenschap van goederen wenst. Omgekeerd dus met de situatie van vóór 2018!
In de oude situatie vielen privé goederen en privé schulden na de huwelijksvoltrekking standaard in de gemeenschap, met als gevolg dat bij een scheiding alles gedeeld werd, dus ook de voorhuwelijkse schulden [2]. In de nieuwe situatie blijven de goederen en schulden die iemand privé had ( bijvoorbeeld een banksaldo, lening, hypotheek, auto of een huis) na een huwelijk vanaf 2018 diens privé goed/-schuld. Volgt daarna een scheiding, blijven deze privé vermogensbestanddelen buiten de verdeling. Wat in de nieuwe situatie ook niet mee verdeeld wordt, zijn schenkingen en erfenissen die iemand toekomt wanneer het huwelijk gesloten wordt vanaf 2018. Die blijven dus ook in privé bezit. Enkel hetgeen ten tijde van een vanaf 2018 gesloten huwelijk individueel of gezamenlijk verdiend, gespaard cq. aangeschaft wordt, valt wel in de gemeenschap, gelijk dit ook voor een nieuwe schuld geldt.
Er zit echter een addertje onder het gras in de (veel voorkomende) situatie waarin er sprake is van voorhuwelijkse gezamenlijke goederen en\of schulden wanneer men trouwt vanaf 2018 [3]. Heeft een stel vooraf dan bijvoorbeeld een huis samen gekocht en wellicht ook samen een hypotheek afgesloten, of samen een auto gekocht enz. valt dit huis /auto / schuld ed in de gemeenschap. Let wel, de juridische duiding van gemeenschap in de zin die de wetgever daaraan toekent na huwelijksvoltrekking, veronderstelt altijd een verdeling op basis van 50-50!
Een aanschaf is echter vaak anders gerealiseerd. Een voorbeeld: de ene partner brengt 80% en de andere partner 20% aan middelen in ten behoeve van die aanschaf (bijv een huis). Het lijkt dan alsof de eigendomsverhouding 80-20 is, temeer dit ook in het kadaster zo zal zijn vermeld bij een huis. De nieuwe situatie lijkt dan zo te kunnen worden opgevat dat hetgeen vooraf van iemand was, ook van hem blijft. Treedt dit stel echter in het huwelijk vanaf 2018 en ondernemen zijn niets, dan is de impact groot, want vanaf dat moment gaat de wet van gemeenschapsbezit uit en is de eigendomsverhouding geconverteerd naar 50-50 ongeacht wat voorheen de eigendomsverhouding was! Zolang er vooraf maar sprake was van gezamenlijk bezit. De vermelding in het kadaster evenwel wijzigt niet door het huwelijk, tenzij dit stel vooraf naar de notaris gaat om dit te voorkomen.
Dat heeft natuurlijk ook gevolgen voor eventuele beslagleggers. Die moeten voor verhaal hier rekening mee houden. Daar komt in het nieuwe huwelijksvermogensrecht nog een implicatie bij. Kon je voorheen als schuldeiser een voorhuwelijkse privé schuld verhalen door beslag op de door het huwelijk ontstane gemeenschappelijk bezittingen, of bijvoorbeeld door beslag op het salaris of bankrekening van de andere echtgenoot, wordt dit in het nieuwe systeem ingeperkt. Wat is er aan de hand?
Een voorhuwelijkse privé schuld blijft een privé schuld wanneer een stel vanaf 2018 huwt. Verhaal op diens privé bezit blijft nog steeds mogelijk. Maar gemeenschappelijk bezit in de nieuwe situatie impliceert dat de andere partner ook daarin een aandeel heeft, die andere helft is van hem. Beslag op die gemeenschappelijke bezittingen kan dan ook nog steeds (ook als uitsluitend één partner is veroordeeld tot betaling), maar art 1:96 lid3 BW bepaalt dan wel dat de opbrengst voor de helft aan die andere partner toekomt en aan hem afgedragen dient te worden en dan voortaan buiten de gemeenschap valt. De veelal summiere executieopbrengst levert dan nog maar de helft op! De wet geeft dan ook nog een mogelijkheid voor die andere partner om de executie niet te hoeven afwachten. Hij kan dat beslagen goed voor de helft van de waarde over nemen waardoor die opbrengst ter aflossing van de schuld dient.
Uitwinning van gemeenschapsgoederen voor een privé schuld kan bovendien geblokkeerd worden door de andere echtgenoot indien deze privé goederen aanwijst van de partner die voldoende verhaal bieden art 1:96lid 2 BW.
Het nieuwe huwelijksvermogensrecht zorgt aldus nog voor de nodige hoofdbrekens. Men zal meer moeten nadenken over de waarde van de executieopbrengst in verhouding tot te maken executiekosten, en over eventuele afwijkende huwelijkse voorwaarden, en of het oude of het nieuwe huwelijksvermogensrecht van toepassing is, en of een bankrekening/goed/schuld tot de huwelijksgemeenschapgoederen behoort of niet, hoe het met de eigendomsverhouding zit etc. Hoewel de wet uitdrukkelijk de bewijslast legt bij de schuldenaar [4] zal het nog een uitdaging worden en de kans op executiegeschillen wordt er mogelijk niet kleiner op.
[1] Wet van 24 april 2017 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken
[2] sinds 2012 voor zover de gewezen echtgenoot positief uit de verdeling gebaat was
[3] wat voor een huwelijk geldt, geldt ook voor het geregistreerde partnerschap art 1:80b BW
[4] art 1:96 lid 6 BW